Uilensoorten

Bij De Valk Roofvogels liet men ons vijf soorten uilen zien, waarvan ik over de Oehoe met zijn jongen al eerder een blog plaatste. Na de oehoe’s kwamen er dus nog meer tevoorschijn. Zoals de bosuil. Het is een stevige gebouwde middelgrote uilensoort van ongeveer 37 tot 43 cm lang en heeft een spanwijdte van 80 tot 95 cm.
De kleur van het verenkleed is variabel. Degene die in Europa voorkomt is grijsbruin en gestreept. De gezichtssluier is vaak lichter, en heel soms met een paar donkere concentrische ringen. Ogen zijn zwart en er zitten geen pluimen op de kop. De kruin is donker en afgezet met lichte banden, (wenkbrauwen).
Bosuilen leven voornamelijk in bossen, parken en tuinen, overdag houden de vogels zich schuil in de top
van een boom. Soms zijn ze ook overdag te zien als ze lastig gevallen worden door kleinere vogels die
hen proberen te verjagen.

Met zijn enorme schutkleur vond ik de dwergooruil wel heel bijzonder. Je zou het zo niet zeggen maar dit is een erg klein uiltje van maar 21 centimeter lang. Hij is grijs of roodbruin met een zwart gestreept verenkleed. Verder heeft hij ook twee veerpluimen op de kop die je soms niet ziet maar bij onraad zet hij ze rechtop. Hij kan ook als camouflage uitstekend een tak nadoen. Ogen zijn groot en geel. Het is een trekvogel in Afrika.

Een klassieker is de steenuil. Helemaal zoals hij daar in dat decor van zo’n schattig stalraampje zit. Het maakt hem aaibaar, maar doe maar niet. De Steenuil is een kleine gedrongen vogel en zijn lengte is ongeveer 21 tot 27 cm en heeft een spanwijdte van ongeveer 53 tot 58 cm. De bovenzijde is bruingrijs, dicht wit gevlekt en -gestreept. De onderzijde is lichtgrijs met donkere brede strepen.
Verder heeft hij een sluier die niet duidelijk zichtbaar is en een afgeplatte brede kop met gele ogen en
witte wenkbrauwstrepen. Als hij in vlucht is, zie je de bovenzijde met witte druppelvormige vlekken.
De vleugels zijn kort en rond en de staart is ook kort. Als ze vliegen doen ze dat als een specht en is golvend. De Steenuil is bijna de kleinste uil op de dwerguil na in de Benelux.
De Steenuil leeft het liefste in een landschap met weilanden, knotwilgen, fruitbomen en oude schuurtjes.
In deze weilanden kan hij zijn voedsel makkelijk vinden. En de bomen of schuurtjes, daar kan hij weer in nestelen. Houtwallen en hagen daar kan hij zich goed in verschuilen en hij zit ook graag op daken, telegraafpalen, in een knotwilg of op een weidepaaltje en hij wipt en buigt als hij zich verstoord voelt. Doordat hij zo klein is wordt hij weinig opgemerkt. Maar hij maakt wel veel lawaai, en dat vooral van oktober tot februari, dan hoor je zijn roep als schel en fluitend ‘kieuw-kieuw’, ‘koewiet’ of ‘kwief’. Bij het nest hoor je de roep als ‘kiff, kiff’ of ‘kef, kef’.

Dan de grootste uil van dit gezelschap: de sneeuwuil. Hij heeft een lengte van ongeveer 55 tot 70 cm, verder is de spanwijdte ongeveer 126 tot 145 cm en het gewicht is 1 tot 2,5 kg. De leeftijd die ze kunnen bereiken is ongeveer 20 jaar. De sneeuwuil is hoofdzakelijk wit van kleur met zijn verenkleed en met zwarte vlekken. Mannetjes en oudere exemplaren zijn witter dan de anderen.
Het wit reflecteert in de zon, een eigenschap waar ze gebruik van maken om hun aanwezigheid in hun
territorium kenbaar te maken. Het gezicht, de keel en de borst zijn effen wit en daarmee gaan ze ook het
meeste mee in de zon zitten. Ze maken ook gebruik van de sneeuw, waardoor ze minder zichtbare
zitplaatsen kunnen uitkiezen als dat gevlektere exemplaren kunnen. Verder hebben ze ook een
buitengewoon ontwikkeld verenkleed wat goede isolatie biedt. Om te beginnen is de vogel ook bijna
helemaal bevederd. En heeft hij een korte snavel, waarvan alleen het puntje uitsteekt. De lange dichte wimpers beschermen de ogen, en de poten zijn gehuld in een lange veren broek, die doorloopt tot de klauwen. Onder deze laag dekveren heeft het dier heel warm ‘ondergoed’ van fijn dons. De snavel is zwart en de iris is heldergeel.
De Sneeuwuilen jagen in de schemering maar ook overdag, en vangen de prooi door een korte spurt
vanaf een uitkijkplaats op de grond. Om niet te verhongeren leggen de vogels het hele jaar door een reserve voorraad aan. Hij pakt hazen en vogels ter grootte van een korhoen. Maar ook lemmingen, muizen en watervogels staan op het menu.
Hun verspreidingsgebied is de Arctische toendra ten noorden van de boomgrens, rotsachtig heuvelland,
en overzichtelijke gebieden met bodemverhogingen. Buiten de broedtijd in open gebieden vooral aan de kust. Met hele strenge winters wordt hij ook weleens waargenomen in Nederland of België, maar is wel een dwaalgast. Het normale gebied is het uiterste noorden van Azië, Europa en Noord-Amerika.

Nog een leuk weetje: Uilen staan bekend als nachtjagers, maar niet alle soorten jagen in de nacht.
Je kunt aan de oogkleur zien, wanneer een uil op jacht gaat. Uilen met zwarte ogen, jagen in de nacht.
Uilen met oranje ogen, zoals bv de Oehoe, die jagen in de schemering, dwz met zonsopgang en zonsondergang. Uilen met een gele iris, die jagen overdag
.

Achtergrondinformatie: Karin Loek en Loek Lobel van F11club op FB

9 gedachtes over “Uilensoorten

  1. Mooi om te zien die uilen. Helaas zie ik ze bijna nooit in het echt. Alleen die sneeuwuil. Die zag ik toen ik twaalf was en ik ben me toen te pletter geschrokken, zo groot als die was

    Like

Plaats een reactie